Spelling...
Met grote interesse heb ik kennis genomen van Gerard Verhoevens beschouwing ‘Een nieuwe spelling en
een nieuwe lijst’, Taalbeheersing 19, 1997, p. 1-14.
Sinds na de laatste spellingwijziging het Groene Boekje (1995) verscheen, is daarover heel wat gediscussieerd.
Natuurlijk, want zodra onze taal wordt beroerd – al is het door zeer kundige ‘wijsvingers’ – komen
de tongen los. Vele taalgebruikers staan niet in de eerste plaats stil bij het onderzoek dat aan een ‘nieuwe’
spelling voorafgaat. Toch zou het zinvol zijn om er eens dieper over na te denken; zeker als je ziet, hoe oppervlakkig de
discussie zich vaak blijft afspelen rond enkele woorden.
Verhoeven geeft in zijn artikel een helder beeld van de veranderingen. Hij uit zich daarbij zowel instemmend
als kritisch. Ik ben het grotendeels met hem eens. Afschaffing van de niet-voorkeurs-vormen, regeling van de tussen-n in samenstellingen
en aanpassing van enige diakritische tekens hebben naar mijn mening een prima effect gehad:
- gebruik van de voorkeursspelling reduceert het aantal dubbelvormen;
- de regel ‘in principe -en’ voor samenstellingen werkt prettig, ondanks de uitzonderingen;
- gebruik van koppeltekens in plaats van trema’s is een stuk handiger.
Dat de vorm -en in samenstellingen telkens associaties oproept met het meervoud lijkt nadelig, maar hoeft
dat niet te zijn. Wie logisch denkt, kan hiermee wel omgaan. En wie gezegend is met enig taalgevoel zal van de laatste herzieningen
weinig ongemak ondervinden. Drastische metamorfosen hebben zich niet voorgedaan. Persoonlijk ben ik blij dat de voorkeursspelling
in ere is hersteld. Dubbelvormen zijn verwarrend en overbodig. Je weet nu – in de meeste gevallen – waar je aan
toe bent.
Taal hoort bij de menselijke natuur en blijft in die zin levend en beweeglijk. Naast beregeling, die onontbeerlijk
is, verdient ze ruimte voor flexibiliteit en tijd voor evenwichtsherstel. Blijkbaar kon op bovengenoemde punten de harmonie
tussen taal en taalgebruiker geleidelijk vanzelf ontstaan. De voorkeursspelling won namelijk al terrein eer men besluiten
had genomen. De commissie Geerts heeft soepel ingespeeld op diverse tendensen en de klus is knap geklaard. Taalkwesties zullen
er altijd zijn, evenals kritiek op hen die daarbij de knopen moeten doorhakken.
De huidige spellingregels maken op mij een transparante indruk. Ze zijn goed toe te passen en dat is voorlopig
mooi genoeg. De apostrof volgens het voorstel van de commissie had ik graag ingevoerd gezien. Misschien was men daar nog niet
aan toe? Jammer, want het woordbeeld is zonneklaar in vormen als: cliché’tje, oma’tje, menu’tje, zoals we
kunnen zien aan de wél acceptabele meervoudsvormen daarvan. Onderzoekers die zich bezighouden met het wel en wee van de Nederlandse
spel-ling hebben een zeer interessante taak; het wel en wee van de taalgebruikers weegt te allen tijde mee en zo hoort het.
Verhoeven vindt nader onderzoek nodig in verband met het systeem achter de Woordenlijst. Hij wijst
onder meer op mor-fologisch onderzoek. Morfologie moet, zo meen ik, bij álle taalkwesties ernstig meespreken. Het is prachtig
om in de structuur van een woord een heldere informatiebron te herkennen, klein maar functioneel. Ik ben ervan overtuigd dat
mensen en hun taal zich op natuurlijke wijze ontwikkelen. Regels bijstellen zal van tijd tot tijd gewenst zijn en steeds een
boeiend vraag- en antwoordspel met zich meebrengen. Grote ingrepen hebben nooit mijn voorkeur, spontane veranderingen mogen
echter best plaatsvinden. Zelfs met behulp van deskundige neerlandici die soms niet anders kunnen dan wat dieper snijden.
Dat ze al doende de aard van onze taal bewaken en bewaren, weet ik zéker!
Eigen voorbeelden heb ik nauwelijks genoemd. Wel speel ik met een aardige slotgedachte:
‘De weg van ganzenveer tot computermuis was lang; ik vraag mij af welk dier ooit komt kijken bij ons
toekomstig schrijfgerei…’
Wij peinsden over het Standaardnederlands…
‘Waar maken jullie je druk over?’, zegt een vriend en in zijn moedertaal vervolgt hij:
‘Iech wouw tot iech ‘nne wouw woar, dan kon iech wouwwe wat iech wouw…’
‘Mestreech is neet breit me laaank…’